Werken in een andere cultuur is een fikse uitdaging. Maar wat valt het mee als de mensen in je omgeving zo aardig zijn. Ik mag dit al bijna 15 jaar ervaren in Burundi, het kleine land in het warme Oost-Afrika. Het is een land dat na de onafhankelijkheid in 1962 een aantal oorlogen en genocides doormaakte en door de rest van de wereld bijna werd vergeten. Daar waren verschillende oorzaken voor; niet in de laatste plaats omdat buurland Rwanda, waar ook Hutu’s en Tutsi’s in oorlog kwamen, veel bekender werd en nadien van ellende een handelsmerk leek te maken. Burundi deed dat niet en de bevolking bleef in ontbering leven. Het is een van de armste landen ter wereld, met voedselonzekerheid en waterschaarste. Meer dan de helft van de bevolking van nu ongeveer 12 miljoen mensen heeft geen toegang tot gezondheidszorg.

‘Er is geen kunst aan om groots te zijn, maar arm zijn, dat is geen kleinigheid,’ stelde de Afrikaanse schrijver Chinua Achebe (Termietenheuvels in de savanne). Achebe schreef ook: ‘Ze hebben geleerd om ieder druppeltje plezier uit een stenen geluk te persen.’ Dat klopt en de mensen in Burundi hebben veel kwaliteiten en zijn vriendelijk. Zij zijn gewend om te delen. Ik vroeg een arme man hoeveel kinderen hij had: ‘Avez-vous trois enfants?’ Misverstand, misschien sprak ik niet duidelijk genoeg; hij verstond me verkeerd. Hij gaf mij, rijke vrouw, ‘trois cent Francs (Burundais)’, dat was omgerekend 13 eurocent, zonder te vragen waarom. Daarvan had hij met de bus de hele stad door kunnen rijden, of vijf broodjes kopen. Zoveel generositeit, daar is zo’n beetje alles mee gezegd.

Hoe kan het toch dat deze mensen na alles wat ze hebben meegemaakt zo vriendelijk zijn? Dat is geen gevolg van de armoede, maar van hun cultuur. Die moest ik eerst enigszins gaan begrijpen om door de armoede heen te kijken. Hoewel zij jarenlang uit elkaar zijn gespeeld, hebben de Hutu’s en de Tutsi’s hun cultuurgebonden saamhorigheid hervonden. Wat is het mooi om deze menselijke rijkdom te ervaren en ervan te leren, om te zien hoe anders dit is dan onze westerse individualistische cultuur. Het gebrek aan faciliteiten blijft toch schrijnend en als psychiater zie ik in de spreekkamer wat het verleden vol oorlog en gevaar en het heden met die grote armoede teweegbrengen. De behoefte aan psychiatrische en psychosociale zorg is enorm. De oorlog is vertrokken, maar liet symptomen na. De armoede met gebrekkige gezondheidszorg komt met immense symptomen, co-morbiditeit en noden. Daarom is het overbrengen van kennis over psychiatrische behandelingen en psychosociale zorg van belang. Ik werk nu als psychiater in het Centre Neuro-Psychiatrique de Kamenge, het CNPK. Dit psychiatrische referentieziekenhuis, het enige in Burundi, heet in de volksmond ‘Chez Legentil’ naar de eerste Belgische arts die er in het verleden werkte, dokter Legentil. Ik hoop er nog eens meer over te mogen vertellen. Over hoe de patiëntenzorg verloopt, over de opleidingen en trainingen en over het organiseren van de toegankelijkheid ervan. Voorop staat dat met het overdragen van kennis in Burundi de kwaliteit van veel levens is gediend.

Amy Besamusca – Ekelschot (psychiater in CNPK)