We gingen eens met een behandelequipe (arts, psycholoog en verpleegkundige) naar de gevangenis van Ngozi, toen een ngo dat project bij vertrek uit het land aan ons had overgedragen. Daar moesten we dan ineens tijd voor maken en geld voor vinden. Inclusief de reis kost dat drie dagen. We kregen de ngo-dossiers er gratis bij en ik vroeg maar niet hoe de toestemming van de patiënten hierbij was geregeld. Die instemming leek later overtuigend, gelet op het grote aantal patiënten dat we zagen. Mensen met raar gedrag worden als ze geluk hebben naar een ngo gebracht en als ze pech hebben naar de gevangenis. In de gevangenis verbleven 1.179 mannen met een straf van één tot 169 jaar in een setting van zo’n vijftig bij zeventig meter op een schuine heuvel. Slaapzalen met tot vijf hoog gestapelde tafels als bedden, met 100 man per zaal, ook overdag, overtroffen de filmbeelden waar Fellini beroemd mee werd. Het leken wel blokkendozen, die tafels, met hier en daar een provisorisch gordijntje. Chaos en zooi en geen enkele privacy. De gevangenen konden zelf kiezen of zij hun dagelijkse handje overheidsmeel inleverden om het te laten meekoken in de megapannen, of dat zij er in een donker gangetje zelf een vuurtje onder stookten; en of zij het zelf opaten of het als koekjes verkochten aan anderen. Binnenskamers was er een miniruimte voor christelijk religieus gebruik, waar verschillende groepjes door elkaar heen stonden te zingen, en op de ‘luchtplaats’ een stel schotten die als moskee dienstdeden.

Alles in Burundi duurt lang en dus ook het spreken met de directeur voordat we aan het werk konden, het vinden van de medische post, de verpleegkundige, de bevoegden, de sleutel en nog een en ander. Na een uur of vier lukte het uiteindelijk om enig systeem in de beoogde consulten te laten komen. Het kleine zaaltje met 84 wachtende patiënten werd op ons verzoek ontruimd en de patiënten moesten op de binnenplaats wachten. We lieten er drie spreekhoeken inrichten en verdeelden het werk. De 82 matrassen (geteld) in hoge stapels voor het raam bleven helaas zowel ruimte als licht weghouden, maar dat konden we niet veranderen. Een van de nieuwe patiënten was F., een man die vaak manisch was, met structurele grootheidsideeën, maar die zo door de omgeving was gestructureerd dat hij een schoolvoorbeeld van sublimatie toonde. Hij liep rond in een keurige broek en overhemd – hoe doe je dat hier in deze vuile chaos – met een map onder de arm. Hij was de vertegenwoordiger van de gevangenen en sprak met de leiding, wanneer nodig, over hun rechten. Jammer dat hij soms doorschoot in zijn denken en begon te slaan, maar alsnog genoot hij respect. We legden hem uit wat zijn ziekte was en schreven een lage dosering medicatie voor met de afspraak hem volgende maand weer te spreken. Hij schreef keurig op wanneer hij zijn medicijnen moest gebruiken.

Amy Besamusca – Ekelschot (psychiater in CNPK)

 

Mevrouw G. in de spreekkamer was geen patiënte. Ze zag er keurig uit en toch niet: een te groot, beige mantelpak met enorme zweetplekken onder de oksels. Kort haar, geen Grace Jones, geen ingevlochten stukken en geen chemische styling. Ze kwam van ver en was een jaar of 28. Het ging om haar man P., maar die was er niet bij. Hij was volgens het dossier, en volgens G., regelmatig geagiteerd en gebruikte al een tijd anti-psychotische medicijnen. G. zei dat hij wel bijwerkingen kreeg: rare bewegingen. Zij kwam nu een nieuw recept voor hem halen. Ik begreep de casus nog niet en stelde vragen. De man van G. had een psychiatrisch beeld ontwikkeld, maar hoe kwam dat dan? Het zou een combinatie van drank en psychiatrie zijn; wat er het eerst was, was moeilijk uit te maken. Hij was een keer in de provincie opgenomen geweest met onthoudingsverschijnselen van de drank – in welk land speelt deze vloeibare vijand geen rol? – en was niet te motiveren om met de drank te stoppen. Het gevolg was een vloedgolf aan familieproblemen en zingen en brallen. Bovendien raakte G. maar niet zwanger, dat was nog een probleem erbij. P. gaf al zijn geld uit aan dingen buiten de deur. Nu werd hij ook nog ontslagen, omdat hij zijn werk verzuimde. Hij weigerde om nog eens naar de polikliniek te komen en ontkende dat hij ziek was. Hij zou erg trillen en we konden bij zijn afwezigheid natuurlijk niet bepalen of dat door alcoholonthouding of door zijn medicijnen of door iets anders kwam. Zijn problemen bestonden al voor het huwelijk, maar de familie had gezegd dat G. dat als intelligente vrouw wel aankon en dat zij hem de gewenste stabiliteit zou bieden, maar het werd steeds erger. Hij gooide dingen stuk en sloeg nogal eens. Moesten we uitgaan van alcoholverslaving, al dan niet met psychotische aspecten of persoonlijkheidsproblemen? Of van een psychose in welke vorm dan ook? Wat zou er gebeuren als we geen medicatie voorschreven? We gaven de eerder voorgeschreven medicatie, onder voorwaarde – met aantekening in het dossier – dat G. haar man zou blijven motiveren om naar de polikliniek te komen.

Een maand later verscheen G. met haar man P. inderdaad op de polikliniek. De familie had een bruiloftsfeest in de hoofdstad en G. had de familie gevraagd om hem gewoon naar het ziekenhuis te brengen nu hij toch al in de buurt was, omdat zijzelf niet fysiek in staat was om hem te dwingen. Ze had buiten op hem gewacht en wist hem mee te krijgen naar de spreekkamer. Op basis van de anamnese stelden we vast dat P. al lange tijd leed aan schizofrenie en daarbij soms dronk. Hij had een scala aan extra-piramidale stoornissen en kon geen moment stilzitten. We legden hem op eenvoudige wijze uit wat schizofrenie was en dat zijn bewegingsstoornissen vermoedelijk werden veroorzaakt door de medicijnen. Met zijn instemming veranderden we de antipsychotica en vroegen hem om na een week terug te komen, wat hij deed, samen met G. Hij was een stuk kalmer, trilde niet en was gemotiveerd om deze medicijnen te blijven gebruiken. We bespraken nog de mogelijkheid van een depotpreparaat, maar dat vond hij te duur. Sindsdien komt hij zelf elke maand naar de polikliniek, waar hij ook begon te vertellen over de seksuele disfunctie, waar hij al jaren aan leed en die nu wat verbeterde. Hij ging ook weer naar zijn werk en drinken was verleden tijd.

G. was geen patiënte. Toch zou je haar gunnen om eens over zichzelf te praten; over haar verlangens, haar verdriet, waarom ze met deze man is getrouwd, hoe wanhopig ze is, wie haar steunt in de thuissituatie. Wat kan en doet ze zelf, waar haalt ze haar doorzettingsvermogen vandaan? Toch raar dat ik dit allemaal niet vraag, terwijl het wel over kwaliteit van leven gaat. Laat ik me leiden door het gegeven dat uithuwelijking in Burundi soms voorkomt? Dat ik bang ben om G. te kwetsen met mijn Nederlandse gedachten over haar situatie?

Veel casuïstiek draait om de combinatie van stigma en onwetendheid, wat we willen omvormen tot gerichte behandeling en zelfvertrouwen. Dat is niet moeilijk, je moet er alleen de tijd voor nemen.

Amy Besamusca – Ekelschot (psychiater in CNPK)

C. is 24 jaar en is een jaar geleden met een psychose en agitatie opgenomen geweest. Ze komt nu elke maand naar de polikliniek van het CNPK en is met medicatie stabiel. We leggen haar nog eens goed uit wat een psychose is. C. had een alcoholische vader die sloeg. In haar jeugd werd nooit naar haar geluisterd. Ze trouwde en kreeg twee kinderen, van wie er één overleed. Ze had problemen met haar schoonmoeder en raakte erg in de war. Haar man denkt nog steeds dat ze haar klachten simuleert. Haar schoonmoeder heeft ondertussen wel begrepen dat ze in de problemen zat; dat heeft C. haar kunnen uitleggen na een aantal gesprekken met de psychologe hier.

Prachtig resultaat dus, ik zou die twee vrouwen graag eens samen zien, maar C. voert die gesprekken met haar schoonmoeder prima zelf. Het stigma voorbij, doorgaan bij die psychologe. Welke medicijnen verder? Wat mij betreft steeds minder. C. is een voorbeeld van wat je hier kunt bereiken: zelfvertrouwen. Kijk verder dan het ‘do no harm’-principe, dat al zoveel jaren als motto geldt voor ngo’s in de geestelijke gezondheidszorg, want het ís niet genoeg. We kunnen echt beter, we kunnen gericht met onze patiënten praten en bio-psychosociaal redeneren. Maar moeten we nu ook de man van C. gaan betrekken bij de psychologische begeleiding of kan die man het niet aan om voorbij het stigma te kijken? C. koos ervoor om haar man erbuiten te laten.

Amy Besamusca – Ekelschot (psychiater in CNPK)

Werken in een andere cultuur is een fikse uitdaging. Maar wat valt het mee als de mensen in je omgeving zo aardig zijn. Ik mag dit al bijna 15 jaar ervaren in Burundi, het kleine land in het warme Oost-Afrika. Het is een land dat na de onafhankelijkheid in 1962 een aantal oorlogen en genocides doormaakte en door de rest van de wereld bijna werd vergeten. Daar waren verschillende oorzaken voor; niet in de laatste plaats omdat buurland Rwanda, waar ook Hutu’s en Tutsi’s in oorlog kwamen, veel bekender werd en nadien van ellende een handelsmerk leek te maken. Burundi deed dat niet en de bevolking bleef in ontbering leven. Het is een van de armste landen ter wereld, met voedselonzekerheid en waterschaarste. Meer dan de helft van de bevolking van nu ongeveer 12 miljoen mensen heeft geen toegang tot gezondheidszorg.

‘Er is geen kunst aan om groots te zijn, maar arm zijn, dat is geen kleinigheid,’ stelde de Afrikaanse schrijver Chinua Achebe (Termietenheuvels in de savanne). Achebe schreef ook: ‘Ze hebben geleerd om ieder druppeltje plezier uit een stenen geluk te persen.’ Dat klopt en de mensen in Burundi hebben veel kwaliteiten en zijn vriendelijk. Zij zijn gewend om te delen. Ik vroeg een arme man hoeveel kinderen hij had: ‘Avez-vous trois enfants?’ Misverstand, misschien sprak ik niet duidelijk genoeg; hij verstond me verkeerd. Hij gaf mij, rijke vrouw, ‘trois cent Francs (Burundais)’, dat was omgerekend 13 eurocent, zonder te vragen waarom. Daarvan had hij met de bus de hele stad door kunnen rijden, of vijf broodjes kopen. Zoveel generositeit, daar is zo’n beetje alles mee gezegd.

Hoe kan het toch dat deze mensen na alles wat ze hebben meegemaakt zo vriendelijk zijn? Dat is geen gevolg van de armoede, maar van hun cultuur. Die moest ik eerst enigszins gaan begrijpen om door de armoede heen te kijken. Hoewel zij jarenlang uit elkaar zijn gespeeld, hebben de Hutu’s en de Tutsi’s hun cultuurgebonden saamhorigheid hervonden. Wat is het mooi om deze menselijke rijkdom te ervaren en ervan te leren, om te zien hoe anders dit is dan onze westerse individualistische cultuur. Het gebrek aan faciliteiten blijft toch schrijnend en als psychiater zie ik in de spreekkamer wat het verleden vol oorlog en gevaar en het heden met die grote armoede teweegbrengen. De behoefte aan psychiatrische en psychosociale zorg is enorm. De oorlog is vertrokken, maar liet symptomen na. De armoede met gebrekkige gezondheidszorg komt met immense symptomen, co-morbiditeit en noden. Daarom is het overbrengen van kennis over psychiatrische behandelingen en psychosociale zorg van belang. Ik werk nu als psychiater in het Centre Neuro-Psychiatrique de Kamenge, het CNPK. Dit psychiatrische referentieziekenhuis, het enige in Burundi, heet in de volksmond ‘Chez Legentil’ naar de eerste Belgische arts die er in het verleden werkte, dokter Legentil. Ik hoop er nog eens meer over te mogen vertellen. Over hoe de patiëntenzorg verloopt, over de opleidingen en trainingen en over het organiseren van de toegankelijkheid ervan. Voorop staat dat met het overdragen van kennis in Burundi de kwaliteit van veel levens is gediend.

Amy Besamusca – Ekelschot (psychiater in CNPK)

Afgelopen zaterdag ben ik weer aangekomen in Burundi, waar ik af en aan nu al 15 jaar werk als psychiater in het CNPK, het Centre Neuro-Psychiatrique de Kamenge. Het is het referentieziekenhuis voor de psychiatrie en voor de opvang van verslaafden in Burundi, gevestigd in Bujumbura, dat 2 antennes heeft in de provincies Ngozi en Gitega. Al op de luchthaven rook ik weer de speciale geur van het land en merkte ik weer de vriendelijkheid van de mensen. Het was bewolkt en warm, natuurlijk warm. Na de zoveelste covid-test die het reizen met zich meebrengt, stapte ik van de luchthaven naar buiten. Gewoonlijk staat Dada, een chauffeur, dan al te zwaaien. Hij is altijd op tijd en dat is een bijzondere eigenschap hier. Maar ik zag hem niet, dus ik belde hem. Hij was er, nog geen 10 meter bij me vandaan. Hij was in slaap gevallen in de auto. Dada heeft covid gehad en werd 2 weken beademd in het ziekenhuis, hij heeft het maar net gered. Hij heeft nog veel restverschijnselen, maar moest weer aan het werk om zijn gezin te onderhouden. Na een bezoek aan de telefoonmaatschappij, om mijn lokale telefoonkaart te activeren, en wat boodschappen, bracht Dada me thuis. Ik zag hoe moe hij was daarna en stuurde hem naar huis met een doos chocola voor zijn kinderen. De thermometer wees 31 graden aan. Inmiddels had ik gemerkt dat er geen water uit de kraan kwam. Dat ben ik gewend voor een aantal uren per dag, maar 52 uur verder was er nog steeds geen water. Af en toe viel de elektriciteit ook uit. Uiteindelijk heb ik niet gekookt en ben ik naar het klooster van de Broeders van Liefde gewandeld en heb ik daar van een maaltijd en hun gezelschap kunnen genieten.

Op maandag ben ik gestart met het werk. Het weerzien in het CNPK was erg hartelijk. We zijn na wat verhalen over en weer aan het werk gegaan, hebben de lopende projecten doorgenomen en een planning gemaakt voor de opleiding van de nieuwe artsen en verpleegkundigen die hier werken. Er is genoeg te doen in dit postconflict land, waar zoveel psychische problematiek is. De samenwerking met Dr Godelive, de psychiater, is prettig en zinvol. Ook met het projectbureau onder leiding van Gladys en Jules is het goed samenwerken. Uiteraard heb ik verteld over de plannen van Multiversum om het CNPK te steunen. De dankbaarheid hiervoor van iedereen, ook van directeur Herménégilde, is groot. Er zijn al wat gedachten geuit over nuttige projecten voor de toekomst.

Maandagavond was er water! Ik heb het reservoir snel gevuld en ook mijn waterfilter. Mijn grootste bezit hier bestaat uit het waterfilter en de kleine ijskast. Internet is een luxe en werkt marginaal, soms wel, soms niet. Daarom heb ik altijd 2 providers, want in geval van problemen wil ik toch contacten kunnen leggen, zowel hier als met thuis in Europa.

Ik ben tevreden over de start en zal nu en dan laten weten hoe het gaat. Elk verhaal telt en ik zal zeker over onze patiënten en de hulpverleners laten horen.

Amy Besamusca – Ekelschot (psychiater in CNPK)